De kredietovereenkomst; de bancaire zorgplicht

De kredietovereenkomst

Het aangaan van een kredietovereenkomst brengt in de meeste gevallen aardig wat papierwerk met zich mee. De kredietovereenkomst zelf beslaat doorgaans niet meer dan 4 pagina’s. Hierin komen de belangrijkste onderdelen van de overeenkomst aan bod zoals de hoofdsom, de looptijd en de rente. Dit lijkt allemaal nog te overzien. Echter aan het einde van de overeenkomst worden doorgaans algemene voorwaarden en bepalingen van toepassing verklaard die zich niet zo makkelijk laten doorlezen.

Algemene voorwaarden en bepalingen

Laatstgenoemde stukken zijn, zeker bij grote instanties als banken, niets nieuws, evenmin de inhoud daarvan. Omdat zij, met ondertekening van de kredietovereenkomst, onderdeel uitmaken van de kredietovereenkomst, kunnen zowel kredietgever (bijv. de bank) als kredietnemer (de klant) zich op de bepalingen ervan beroepen.  De kredietgever dient zich echter te allen tijde in het achterhoofd te houden dat zij ook de op haar rustende bancaire zorgplicht in acht dient te nemen.

Hoe een beroep op De Algemene Bepalingen van Kredietverlening – in primo verbintenisrechtelijk – zich verhoudt tot de bancaire zorgplicht – meestal neergelegd in de Algemene Bankvoorwaarden – laat zich illustreren door een zaak waarin de Hoge Raad op 10 oktober 2014 arrest wees.

Arrest: ECLI:NL:HR:2014:2929

In dit arrest werd door de betreffende kredietverstrekker een beroep gedaan op artikel 11 van de Algemene Bepalingen van Kredietverlening, strekkende tot de gronden die vervroegde opeisbaarheid van de kredietfaciliteiten mogelijk maken. In dit specifieke geval omdat de kredietnemer de kredietvoorwaarden niet nakomt.

Verbintenisrechtelijk lijkt dit een gelopen race, zeker wanneer het duidelijk is dat de gronden voor opeisbaarheid die de kredietverstrekker aanvoert vast lijken te staan.

Aan welke normen wordt er getoetst?

Met het gerechtshof Amsterdam, was de Hoge Raad van oordeel dat de kredietverstrekker bij een beroep op vervroegde opeisbaarheid van de kredietfaciliteiten haar overweging niet alleen mocht baseren op het enkele bestaan van een opeisbaarheidsgrond. De Hoge Raad bevestigde daartoe de volgende overweging van het gerechtshof:

“Beëindiging van de kredietfaciliteit op grond van art. 11.1 ABK kan in de concrete omstandigheden van het geval naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar zijn (art. 6:248 lid 2 BW). Een afweging van de belangen van de bank en van de kredietnemer in het concrete geval kan meebrengen dat de beëindiging niet rechtsgeldig is. Daarbij is van belang dat in art. 2 van de ABV is vastgelegd dat de bank bij haar dienstverlening de nodige zorgvuldigheid in acht neemt en naar beste vermogen met de belangen van de cliënt rekening houdt.”

Welke belangenafweging moet er worden gemaakt?

De bancaire zorgplicht zorgt er, in combinatie met de redelijkheid en billijkheid, voor dat de kredietverstrekker een belangenafweging zal moeten maken waarbij zij alle omstandigheden van het geval in ogenschouw neemt. In de onderhavige zaak ontbrak het de kredietverstrekker aan voldoende belang. De Hoge Raad bevestigde hetgeen het gerechtshof hieromtrent had overwogen, te weten:

“Op grond van de in rov. 4.10 vermelde feiten en omstandigheden oordeelt het hof dat ING Bank de rentevaste leningen heeft beëindigd zonder voldoende oog te hebben voor de gerechtvaardigde belangen van [verweerster] c.s. Daarbij neemt het hof in aanmerking dat het belang van ING Bank bij beëindiging van de kredietfaciliteit beperkt was nu zij, in het licht van de steeds tijdige voldoening van de rente- en aflossingsverplichtingen en de waarde van de zekerheden in verhouding tot de vordering op [verweerster] c.s., geen kredietrisico of ander risico liep, ook niet op langere termijn. Als ING Bank haar belang en dat van [verweerster] c.s. al heeft afgewogen, dan heeft ze aan haar eigen belang tegenover dat van [verweerster] c.s., gelet op alle hierboven opgesomde omstandigheden, een te zwaar gewicht toegekend en dusdoende haar zorgplicht jegens [verweerster] c.s. geschonden.”

Conclusie

Houd dus te allen tijde in uw achterhoofd dat kredietverstrekkers de belangen van hun kredietnemers op juiste wijze moeten afwegen tegen hun eigen belangen voordat zij overgaan tot het nemen van ingrijpende maatregelen. Een enkel beroep op een regel in algemene voorwaarden of bepalingen is daartoe onvoldoende.

Mocht u naar aanleiding van deze blog nog vragen hebben, of nader advies wensen, dan bent u bij Tanger Advocaten aan het juiste adres.

Neem contact op met één van onze vestigingen om in contact te komen met één van onze 24 gespecialiseerde advocaten en/of om een intakegesprek in te plannen.

Contact opnemen

Heeft u een kwestie of een vraag?

Bel 06 – 528 659 02 of laat uw gegevens achter