Bestuurdersaansprakelijkheid; Artikel 2:11 BW bij aansprakelijkheid op grond van onrechtmatige daad
Onbehoorlijk bestuur
Artikel 2:9 BW bepaalt dat elke bestuurder tegenover de rechtspersoon gehouden is tot een behoorlijke vervulling van zijn taak. Een bestuurder is voor het geheel (hoofdelijk) aansprakelijk terzake van onbehoorlijk bestuur, tenzij hem geen ernstig verwijt kan worden gemaakt en hij niet nalatig is geweest in het treffen van maatregelen om de gevolgen van onbehoorlijk bestuur af te wenden.
Ernstig verwijt
Van aansprakelijkheid tegenover de rechtspersoon (interne aansprakelijkheid) op grond van artikel 2:9 BW is pas sprake bij een onmiskenbare, duidelijke tekortkoming. Van kennelijke onbehoorlijke taakvervulling is sprake als geen redelijk denkend bestuurder – onder dezelfde omstandigheden – zo gehandeld zou hebben [1]. De bestuurder moet een ernstig verwijst kunnen worden gemaakt [2]. Bij de beoordeling of de bestuurder een ernstig verwijt treft, moeten alle omstandigheden van het geval worden betrokken [3]. Van een ernstig verwijt is in beginsel sprake indien is gehandeld in strijd met statutaire bepalingen die de rechtspersoon beogen te beschermen.
Een bestuurder is dus niet aansprakelijk als hem een verwijt treft dat niet ernstig is. Dit doet recht aan de omstandigheid dat bestuurders als ondernemers leiding moeten geven aan de activiteiten van de vennootschap. Daarbij hoort het nemen van risico’s en het vooraf inschatten van goede en kwade kansen. Soms moeten bestuurders op korte termijn met weinig informatie beslissen. Op voorhand is niet te bepalen wat achteraf de beste beslissing zal zijn.
Beginsel van Collectief Bestuur
Het Nederlandse recht kent het beginsel van collectief bestuur. Dat werkt ook door in de bepalingen omtrent aansprakelijkheid van bestuurders. Het beginsel van collectief bestuur leidt ertoe dat alle bestuurders hoofdelijk aansprakelijk zijn voor onbehoorlijk bestuur. Het is vervolgens aan de individuele bestuurder die meent dat hem geen blaam treft, om zich te disculperen. Een bestuurder kan zich disculperen door aan te tonen dat hem geen ernstig verwijt treft en hij niet nalatig is geweest in het treffen van maatregelen om de gevolgen van de tekortkoming af te wenden. Wanneer een bestuurder waarneemt dat een medebestuurder zijn taak niet goed vervult en daardoor onbehoorlijk bestuur dreigt, zal die bestuurder moeten ingrijpen om een beroep te kunnen blijven doen op de disculpatiegrond.
Rechtspersoon als bestuurder
Op grond van het Nederlandse recht is het mogelijk dat een rechtspersoon als bestuurder optreedt van een andere rechtspersoon. Indien de directe bestuurder een rechtspersoon is, bepaalt artikel 2:11 BW dat de aansprakelijkheid hoofdelijk rust op ieder die ten tijde van het ontstaan van de aansprakelijkheid van de rechtspersoon daarvan bestuurder is. De bepaling ‘breekt’ dus telkens door een rechtspersoon(-bestuurder) heen, totdat men stuit op een natuurlijk persoon als bestuurder. Er wordt als het ware door de rechtspersoon-bestuurder heen gekeken. Artikel 2:11 BW strekt ertoe te voorkomen dat natuurlijke personen aan bestuurdersaansprakelijkheid kunnen ontkomen door tussenschakeling van een rechtspersoon.
Doorbreking bij onrechtmatige daad
In de literatuur verschillen de meningen over de vraag of de doorbraakregeling van artikel 2:11 BW ook van toepassing is op externe aansprakelijkheid op grond van onrechtmatige daad (artikel 6:162 BW). De Hoge Raad [4] heeft echter recent geoordeeld dat artikel 2:11 BW van toepassing is in alle gevallen waarin een rechtspersoon in zijn hoedanigheid van bestuurder aansprakelijk is op grond van de wet, dus ook de aansprakelijkheid van een rechtspersoon-bestuurder op grond van onrechtmatige daad.
Het is dus niet nodig dat van de natuurlijke persoon achter de rechtspersoon-bestuurder een ernstig verwijt kan worden gemaakt. De Hoge Raad is tot dit oordeel gekomen vanwege de ratio achter artikel 2:11 BW. Voorkomen dient te worden dat een natuurlijk persoon zich verschuilt achter de rechtspersoon-bestuurder.
De natuurlijke persoon achter de rechtspersoon-bestuurder kan aansprakelijkheid op grond van artikel 2:11 BW nog wel voorkomen door aan te tonen dat hem persoonlijk geen ernstig verwijt kan worden gemaakt van de gedragingen waarop de aansprakelijkheid van de rechtspersoon-bestuurder is gebaseerd.
Mocht u naar aanleiding van deze blog nog vragen hebben, of nader advies wensen, dan bent u bij Tanger Advocaten aan het juiste adres.
Neem contact op met één van onze vestigingen om in contact te komen met één van onze 23 gespecialiseerde advocaten en/of om een intakegesprek in te plannen.
Over Mr. M. de Waal
Martijn is partner ondernemingsrecht. Hij adviseert bij fusies en overnames, private equity transacties, venture capital investeringen, joint ventures en andere samenwerkingsverbanden. Voorts adviseert en procedeert hij over algemene ondernemingsrechtelijke en contractuele vraagstukken.
Bekijk profiel