Omgang uitbreiden tijdens uithuisplaatsing

In de praktijk blijkt dat de omgang tussen een ouder en een uithuisgeplaatste minderjarige tijdens de uithuisplaatsing vaak wordt beperkt. In sommige gevallen is er zelfs helemaal geen omgang. Kan je daar wat aan doen?

Uitspraak van de kinderrechter Den Haag d.d. 20 september 2021

In een recente zaak was een minderjarige uit huis geplaatst. De minderjarige verbleef in een pleeggezin. Direct na de uithuisplaatsing zag vader de minderjarige eenmaal per twee weken. Tijdens de coronacrisis werd de omgang beperkt tot eenmaal per vier weken.

Vader wilde niets liever dan de minderjarige meer zien. De minderjarige had volgens vader eenzelfde wens. Desondanks schoof de gezinsvoogd zijn verzoeken tot uitbreiding van de omgang telkens aan de kant.

Toen de gezinsvoogd (ook wel de gecertificeerde instelling of GI genoemd) in maart 2021 vroeg om de machtiging uithuisplaatsing te verlengen, heeft vader zijn verzoek tot uitbreiding van de omgangsregeling aan de kinderrechter voorgelegd.

Ter zitting heeft de kinderrechter de uithuisplaatsing voor de duur van zes maanden verlengd. Daarbij wees zij het verzoek van vader tot uitbreiding van de omgangsregeling af. De kinderrechter oordeelde dat de regie omtrent de omgangsregeling bij de gezinsvoogd moest blijven liggen. Het was volgens de kinderrechter aan de gezinsvoogd om te beoordelen of een uitbreiding in het belang van de minderjarige was.

In de daaropvolgende maanden heeft vader (via zijn advocaat) meermaals aan de gezinsvoogd gevraagd om de omgangsregeling uit te breiden. De verzoeken werden iedere keer afgewezen.

In september 2021 liep de machtiging uithuisplaatsing af. Het verzoek tot verlenging diende daarom opnieuw door de kinderrechter te worden beoordeeld. Namens vader heb ik wederom verzocht om de vastgestelde omgangsregeling vervallen te verklaren en een nieuwe –uitgebreidere – regeling vast te stellen.

De kinderrechter overwoog ditmaal als volgt. De kinderpsycholoog van de minderjarige had duidelijk aangegeven dat de minderjarige gebaat was bij goed en regelmatig contact met vader. Hoewel er geen contra-indicaties bestonden voor uitbreiding van de omgang, wees de gezinsvoogd elk verzoek tot uitbreiding af. Deze herhaaldelijke weigering tot uitbreiding van de omgangsregeling moest volgens de kinderrechter worden opgevat als een zogeheten schriftelijke aanwijzing. In het belang van de minderjarige heeft de kinderrechter deze schriftelijke aanwijzing vervallen verklaard. De kinderrechter besloot om een andere regeling vast te stellen, welke uitgebreider was dan de door de gezinsvoogd vastgestelde regeling.

Kort en goed, vaak is het in het belang van een minderjarige om frequent contact te kunnen onderhouden met een ouder tijdens een uithuisplaatsing. Weigert de gezinsvoogd structureel om het contact uit te breiden, dan staat de weg naar de rechtbank (gelukkig!) open.

Klik hier voor de volledige uitspraak of neem contact op met mr. Zoë Houben indien u vragen heeft.

Over Mr. Z.C.E. Houben

Zoë focust zich op het personen- en familierecht. Zij is een betrokken, enthousiaste en gedreven advocaat.

Bekijk profiel
Kantoor Velsen-Zuid 0255-547800
Rechtstreeks 06-528 65 892
E-mail z.houben@tanger.nl

Heeft u een kwestie of een vraag?

Bel 06 – 528 659 02 of laat uw gegevens achter

Meer over familierecht

Bekijk alle artikelen